Standpunten

Bestuurder stap eens wat vaker uit je bestuursbubbel, dat levert veel meer creativiteit in beleid en beter contact met de inwoners op.

bubbel

In onze gemeente zijn er regelmatig zaken aan de orde waarbij de bestuurders in koor roepen “dat moet zo en dat kan niet anders” terwijl de inwoners hier niets van begrijpen. Neem nu het punt van de school in Luchen dat op dit moment speelt. Alle bestuurders (gemeentebestuur en schoolbesturen) roepen “we kunnen niets”, stellen eisen en ga zo maar door. De ouders op Luchen snappen er niets van. Zij zien hun kinderen in bomvolle klassen zitten, zij zien ruimte voor een noodlokaal, zij hebben alle beloften in gedachte dat Luchen een jonge wijk vol voorzieningen zou zijn.

twee werkelijkheden

Het lijkt wel of er twee werkelijkheden zijn namelijk de bestuurlijke werkelijkheid van de bestuurders met al hun regels, wetten, bestuurscultuur, beleidsstukken, gewoonten en processen. Vooral erop gericht om defensief te kijken naar vraagstukken zodat er vooral maar geen fouten gemaakt worden. Waar soms het proces belangrijker lijkt dan het resultaat.

Aan de andere kant is er de werkelijkheid van de inwoners met samenspraak, actiebereidheid, betrokkenheid, praktisch inzicht en realisme. Dit is een werkelijkheid waarbij GBV (Goed Boeren Verstand) de boventoon voert, waarbij mensen zoeken naar oplossingen, waarbij pragmatisme vaak zegeviert boven lange termijn processen, waarbij het resultaat telt.

Wanneer je als bestuurder wordt geconfronteerd met een situatie waarbij de twee werkelijkheden met elkaar in botsing komen zou je eigenlijk uit je bestuursbubbel moeten durven stappen. Even alle procedures, beleidsvoornemens, processen en stoelendansen loslaten en kijken wat er wel kan in plaats van wat er niet kan. We pleiten er als DGG al langer voor. Je afvragen hoe je de inwoners in hun werkelijkheid tegemoet kunt komen in plaats van de inwoners als maar te bejegenen vanuit de bestuurlijke werkelijkheid.

Hoe vaak we niet horen dat een betrokken burger zou willen meepraten over een project in de gemeente, omdat hij zich betrokken voelt of omdat de inwoner denkt dat hij erdoor geraakt wordt, te horen krijgt dat hij volgens de bestuurlijke regels geen betrokkene is. Bijvoorbeeld omdat zijn huis een meter meer van het project afligt dan dat de wet zegt. Uit de bestuursbubbel stappen zou dan betekenen dat je deze inwoner wel aanhoort en zijn zorgen wel meeneemt in de afweging. Een beetje GBV is bij een bestuurder ook niet verkeerd.

Veel inwoners en inwonersgroepen komen vaak met creatieve oplossingen. Echte inspraak is pas mogelijk als zowel de inwoner als de bestuurder zijn bubbel verlaat en het vraagstuk van beide kanten belicht wordt waarbij niet het proces maar het resultaat centraal staat. Dat wil niet zeggen dat de inwoners altijd klakkeloos hun zin moeten krijgen of dat de bestuurders altijd leidend zijn maar het leidt er wel toe dat beide perspectieven tegen elkaar worden afgewogen en dat dat ook kan worden uitgelegd.

Dat betekent in de ogen van de DGG dus niet om bij grote vraagstukken allerlei stakeholder tafels beleggen zoals bijvoorbeeld bij de energietransitie gebeurt waarbij allerlei belanghebbenden aan de tafel zitten maar er geen bewonerstafel is. De DGG heeft tegen deze werkwijze bezwaar gemaakt.  De belanghebbenden (energiemaatschappij, woningcorporaties, etc.) gaan dan in het voorbeeld van de energietransitie bepalen wat kansrijke wijken zijn die wel van het gas af kunnen. Was het niet veel interessanter geweest om, zoals de DGG heeft voorgesteld, aan de bewoners te gaan vragen of ze eigenlijk wel van het gas af willen, of zij de meerwaarde wel zien. Kan het bestuur, uit hun bubbel stappend, niet beter inwoners proberen te verleiden om mee te doen aan dit soort processen in plaats van een keurig bestuurlijk proces op te tuigen in een nota van 100 pagina’s waarin dan de inwoner nauwelijks voorkomt. Om vervolgens aan het einde van het proces tot de conclusie te komen dat er weerstand bestaat onder de bevolking.

Voorbeelden zijn er genoeg. Neem nu het verkopen van snippergroen. Dit zijn kleine groenstroken die naast een woning liggen bij voorbeeld op de hoek van de straat. De DGG pleit er al jaren voor om deze stroken in beheer te geven of te verkopen aan de inwoners. Dat scheelt de gemeenschap heel veel geld en het schept meer betrokkenheid van de inwoners. En ja, natuurlijk zullen er dan groenstroken omgebouwd worden tot carport of er zal een gedeelte bebouwd worden maar daarover kun je vaak goede afspraken maken met inwoners. Maar wat gebeurt er nu? Er komen allerlei argumenten naar boven om groenstroken niet te verkopen. Voorbeelden genoeg. Op de ene hoek van de straat wil iemand een stuk groen kopen om zijn woning een maar meter groter te maken maar dat wordt afgewezen omdat de zichthoek voor het verkeer dan niet groot genoeg is. Maar wat schetst de verbazing, een straat verderop staat op exact dezelfde plek een transformatorhuisje dat groter is dan de geplande aanbouw. Vanuit de bestuurlijke bubbel mogelijk goed verklaarbaar maar vanuit het GBV niet te snappen.

Bestuurder stap eens wat vaker uit je bestuurlijke bubbel en verplaats je in de werkelijkheid van de inwoner. Daar waar het proces wat minder belangrijk is maar waarbij het resultaat telt. Waarbij je, als inwoners samen een oplossing bedacht hebben, niet eerst een veelvoud van adviezen en toetsingen gaat regelen maar in de bestuurlijke werkelijkheid gewoon de vraag stelt “Hoe kunnen we dit regelen en wel rapido!”