Nieuws

Methodiek voor de berekening van de afvalstoffenheffing vastgesteld.

eric

Klankbordgroep

Afgelopen raadsvergadering is er onder meer gesproken over de tarieven voor de afvalstoffenheffing voor 2023. In de aanloop naar deze bespreking is er afgelopen zomer door een klankbordgroep uit de raad uitvoerig stilgestaan bij de componenten die deel uit maken van het tarief voor de afvalstoffenheffing. Dit tarief bestaat uit 2 hoofdcomponenten; het zogenaamde vastrecht en het variabele tarief. Doel van de klankbordgroep was vooral om inzicht te krijgen hoe de tarieven opgebouwd zijn, wat daarvan de reden is en wat de consequenties van verschillende keuzes zijn op de tarieven.

Afval- en grondstoffenplan

In het eerder vastgestelde afval- en grondstoffenplan zijn ambities vastgelegd die vooral betrekking hebben op verminderen van de hoeveelheid restafval per inwoner en voor optimaal hergebruik van grondstoffen. Daarvoor zijn verschillende ideeën geopperd die nadere uitwerking vragen en waar uiteraard een budget voor nodig is.

Verminderen van restafval per inwoner (= minder ophalen en dus minder kosten) heeft wel als nadeel dat de financiële dekking hiermee afneemt voor wat betreft het variabele tarief ondanks het feit dat de totale kosten gelijk blijven; het vastrechttarief zou dan evenredig verhoogd moeten worden om de totaalheffing kostendekkend te laten zijn. Nu zitten een aantal vaste kosten verrekend in het variabele tarief en het klinkt dan ook logisch om vaste kosten in het vastrecht onder te brengen. Het gevaar hiervan is dat de prikkel om goed te blijven scheiden dan fors afneemt en we de doelstellingen om minder dan 30 kg restafval per persoon in 2030 te “produceren” uit het oog verliezen.

Daarom heeft de DGG gekozen voor het voorstel waarin stapsgewijs een bedrag van 5 euro vaste kosten (inclusief jaarlijkse index), overgeheveld vanuit het variabele tarief naar het vastrecht. Zo genereren we toch financiële ruimte om de huidige en toekomstige ambities op de afvalstromen te ondersteunen.